SV | David daarentegen zeide tot Abisai: Verderf hem niet; want wie heeft zijn hand aan den gezalfde des HEEREN gelegd, en is onschuldig gebleven? |
WLC | וַיֹּ֧אמֶר דָּוִ֛ד אֶל־אֲבִישַׁ֖י אַל־תַּשְׁחִיתֵ֑הוּ כִּ֠י מִ֣י שָׁלַ֥ח יָדֹ֛ו בִּמְשִׁ֥יחַ יְהוָ֖ה וְנִקָּֽה׃ פ |
Trans. | wayyō’mer dāwiḏ ’el-’ăḇîšay ’al-tašəḥîṯēhû kî mî šālaḥ yāḏwō biməšîḥa JHWH wəniqqâ |
David daarentegen zeide tot Abisai: Verderf hem niet; want wie heeft zijn hand aan den gezalfde des HEEREN gelegd, en is onschuldig gebleven?
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
David daarentegen zeide tot Abisai: Verderf hem niet; want wie heeft zijn hand aan den gezalfde des HEEREN gelegd, en is onschuldig gebleven?
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!